woensdag 29 juli 2015

Tapenade - the healthy way

Tapenade. 

Mijn to-go tip om in geen tijd een spectaculair maal op tafel te toveren. 

Niets is zo simpel, want veel geraffineerder dan een paar welgekozen ingrediënten in een blender gooien, is tapenade maken niet.  Een paar mooie, geroosterde sneetjes brood en wat sla en gegrilde groentjes erbij en het lijkt meteen alsof je dagen aan dit feestmaal hebt voorbereid. Ideaal de alom bekende combi “bezoek” en “weinig tijd”. 

Tapenades hebben net als pesto nogal eens de neiging behoorlijk wat olie op te slokken. Meestal moet ik met pijn in het hart super veel olijfolie bij mijn olijfjes kappen, vooraleer mijn olijventapenade iets of wat smeuïg wil worden. En smeuïg, doch met de nodige olijfstukjes, is net hoe ik mijn tapenade wil. Op die halve liter olijfolie moest dus iets gevonden worden.

Op een goede dag, besloot ik opnieuw voor een tapenade-lunch te gaan. Mijn fles olijfolie al boven halend, viel mijn oog plots op een van de wonderlijkste vruchten die moeder natuur uit haar mouw heeft geschud: de avocado. Mijn anti-halve-liter-olijfolie-in-de-tapenade-held.

Van ongeveer een halve liter, naar 1 eetlepeltje voor de smaak.

Doe het hem maar na, die avocado.

Smeuïge olijventapenade


-          1 ½ kop groene olijven
-          1 el kappertjes
-          1 el olijfolie
-          1/3 avocado of een beetje meer afhankelijk van het soort olijven
-          Zwarte peper

Alles in de blender en mixen maar!
Proef even of de textuur en de kruiding goed zitten. Als je de tapenade liever nog wat smeuïger hebt, voeg je gewoon nog een beetje avocado toe. Let er wel op dat je er niet te veel avocado bij doet, want anders zal je eerder een soort olijven-guacamole bekomen. Ook niet slecht, daar niet van…




tapenade, the healthy way

maandag 13 juli 2015

La Vie en Vert goes Spanish: tapas por favor!

We kunnen verdorie toch nog wat leren van die Spanjaarden als het om eten en alles daarrond gaat.

 Ik heb mijn hart niet enkel verloren aan het pure van hun keuken, maar ook- en vooral- aan hun manier van eten.

Als je ooit eens in Spanje bent, moet je zo rond een uur of tien ’s avonds eens door het centrum gaan stappen. Dan is het etenstijd (olé voor het Spaanse ritme) en vind je iedereen buiten in de buurt van de soms ietwat groezelig uitziende bodegas aan tafeltjes vol bordjes met allerlei lekkers, genietend van het sociale gebeuren dat eten hier is. 

Gezelligheid troef.


bron: http://hotelelcoloquio.es/?page_id=1071
Bodegawie?
Een bodega is een typisch Spaans cafeetje, waar Spanjaarden voor ze gaan eten iets komen drinken en terwijl genieten van wat tapas, meestal kleine hapjes die gratis worden aangeboden. Gratis, want tapas waren oorspronkelijk gewoon een stukje brood dat men bovenop de glazen van de klanten zette om te vermijden dat er vliegen in hun drankje terecht zouden komen. Op een goeie dag kwam iemand op het geniale idee iets óp die broodjes te leggen. Tapas waren geboren. (Wat met de vliegen op het eten denk ik dan… Ach laat ons gewoon dankbaar zijn voor het gratis hapje.) 

Tegenwoordig kan je in de meeste bodega’s een heel aanbod aan tapas bestellen, waardoor je van je tapas een volwaardige maaltijd kan maken. En goed nieuws: meestal staan er (puur toevallig, want Spanjaarden zien vegetariërs nog steeds als een vreemde diersoort..) ook behoorlijk wat vegetarische tapa's op de kaart: tortilla, setas al ajo, pan con tomate, gazpacho, ajoblanco, berenchenas con miel, ensalada tropical en meer van dat lekkers waarvoor ik u google of een pocketwoordenboekje aanraad. 

Wat bodega’s betreft, geldt: hoe groezeliger, hoe beter. Ga niet af op hoe hip de bar eruitziet (goeie bodega’s zien er zelden hip uit), maar kijk waar de echte Spanjaarden heen gaan. In regel zit je steeds goed als aan de toog nagenoeg vol zit met echte Spaanse bompa’s en er natuurlijk verder ook nog een gezonde mix van ander Spaans volk binnen zit. Dat zijn meestal de bars waar je voor geen geld heerlijk van kwaliteitsvolle tapas kan genieten.    
       
Voor iemand met zo’n keuzeangst als ik is het zalig dat je hier meerdere kleine gerechtjes  kan bestellen en die dan gewoon deelt met je tafelgenoten. Uit eten gaan wordt een pak gemoedelijker als je samen al die nieuwe smaken kan ontdekken.
Bovendien kom je hier ook niet in situaties terecht waarbij je vraagt aan de ander of het lekker is, die dan “ja” zegt en jij dan licht treurig bent omdat je dat zelf niet gekozen hebt én omdat de ander niet eens voorstelt of je wil proeven. Altijd een enorme teleurstelling... Of ben ik de enige die daar zo over denkt?
 

Berenchenas con miel de caña

Geïnspireerd door de tapa die ik 3 jaar geleden voor het eerst at in Malaga. Ik maakte hem wat gezonder door de aubergines te bakken in de oven in plaats van ze te frituren en ze te paneren in een  notenlaagje voor extra proteïnen. Miel de caña is Spaans voor melassestroop, die je vindt in de biowinkel. Als je niet aan melassestroop raakt of je niet houdt van de smaak, want melasse heeft een lichte droptoets, kan je ook honing gebruiken. 

Laat je niet afschrikken door de ietwat vreemde combinatie, dat zou je je beklagen, neem het van mij aan.

aubergines met honing

-          1 aubergine
-          5 el amandelmeel  of 2 handen vol amandelen in de blender tot kruimels gemixt
-          3 el paneelmeel
-         1 kopje bloem
-          water
-          Een flinke snuif zout
-         Miel de caña (=melassestroop) of honing naar smaak
-        Grof zeezout

  1. Snijd de aubergine in dikke schijven en snijd die schijfen in dikke frietjes.  Verdeel de balkjes over een met bakpapier beklede bakplaat en bak ze 20 minuten in de oven op de 230°C tot ze stevig, maar toch al een beetje gaar zijn.
  2. Intussen bereid je alles voor het paneerlaagje. Meng de bloem met net zoveel water tot je een stevig, vloeibaar beslagje krijgt, dat de consistentie van pannenkoekenbeslag heeft. Voeg een flinke snuf zout toe.  Meng het paneermeel met het amandelpoeder in een diep bord.
  3. Haal de aubergines uit de oven en dep ze als ze erg vochtig zijn droog met wat keukenpapier. Bekleed de bakplaat eventueel met een nieuwe laag bakpapier.
  4. Nu kan je gaan paneren: haal elk auberginebalkje eerst door het water-bloemmengsel (een dun laagje volstaat)  en vervolgens door het paneer-amandelmeel. Leg de balkjes los van elkaar op de bakplaat.
  5. Bak de gepaneerde balkjes 10 minuten op 230°C. Draai ze daarna om en bak nog eens 10 minuten. De bektijden hangen af van je oven, dus ga af op je gevoel. Je wil krokante auberginefrietjes.
  6. Serveren! Sprenkel er flink wat zeezout en wat honing of melassestroop over en geef er citroenpartjes bij, zo kan iedereen zijn frietje naar believen voorzien van wat citroensap, een must. 
aubergines met honing



dinsdag 7 juli 2015

La Vie en Vert goes Spanish: Andalucía

En toen zat ik plots in Spanje.

Dat soort drastische wendingen kan ik wel hebben. Ik ben het type reiziger dat zich liefst volledig smijt in de  lokale cultuur. Ik ben daar nogal fanatiek in. Eens in Spanje, staan er enkel nog Spaanse gerechten op tafel en doe ik als een echte Spaanse madre met mijn rieten boodschappenmand en in mijn beste Spaans mijn inkopen op de plaatselijke markt.

Die markt is werkelijk het walhalla voor fruit- en groentenverslaafden als ik. Tientallen kraampjes vol kleurrijke vruchtjes en verkopers die je er met man en macht van proberen overtuigen dat hun groentjes de beste, mooiste, smakelijkste en goedkoopste zijn. Althans, dat is wat ik afgaande op hun intonatie vermoed, want zoveel verder dan "ola" en  "adios" reikt m'n Spaans nu ook weer niet. 

Het kan aan de vakantiesfeer of de zon liggen, maar alles smaakt hier wel tien keer beter dan in België. Het beste voorbeeld is de tomaat. Wie mij een beetje kent, weet dat ik sowieso al behoorlijk gek ben op tomaten. Als we thuis ergens uiterst noodzakelijk kerstomaten voor nodig hebben, moet mij dat nadrukkelijk gezegd worden, anders zal het het gekochte bakje tomaatjes al verorberd zijn voor het goed en wel de koelkast bereikt heeft.* 
Eens je een Spaanse tomaat gegeten heb, zal je de tomaten uit België voor eeuwig smakeloos en waterig vinden. Zo’n heerlijk rijpe, zoete, zongerijpte, Spaanse tomaat, daar kan niets tegenop. 

Ik grijp hier dus logischer wijs elke gelegenheid om tomaten te eten en stort me met veel plezier in het typisch Andalucische pan con tomate en drink hier home-made gazpacho met liters. 


* Wij zetten onze tomaten uit pure gewoonte altijd  in de koelkast. Geen goede gewoonte als je weet dat tomaatjes zich veel beter voelen op kamertemperatuur en dan ook lekkerder zullen smaken. Gun die tomaatjes vanaf nu dus een mooie laatste paar dagen van hun leven en laat ze nog lekker genieten van de warmte, buiten de koelkast. De tomatengemeenschap dankt u! 

Gazpacho con remolacha Gazpacho van rode biet



Conservatief als we als Vlaming op dat vlak zijn, doet de gedachte aan koude soep iedereen meteen huiveren. Soep is warm. Soep die niet warm is, is de naam “soep” niet waardig.  Mijn oma kijkt nog steeds een beetje vreemd als ze een lepeltje van  deze frisse soep neemt en merkt dat ze koud is. Die vreemde blik maakt dan altijd snel plaats voor “Is er nog?”-oogjes, want niets dat zo kan smaken op een warme zomerdag als een kommetje verse gazpacho. 

Deze gazpacho is dankzij de mooie, rode biet net dat beetje specialer dan de klassieker. Rode biet maakt het lichtjes zoet en geeft hem een prachtige kleur. Een onverwachte, maar zeer geslaagde combi!


  • 1 gekookte rode biet
  • 5 erg rijpe tomaten 
  • ½ komkommer, geschild
  • ½ paprika, van pitjes ontdaan
  • 3 el olijfolie
  • 3 el balsamico azijn
  • 1 klein teentje look
  • 1 snede brood, zonder korst*
  • eventueel 1/3 van een rood pepertje
  • zwarte peper en zeezout
    Dit is vast de eenvoudigste, snelste soep die je ooit zult maken.
  1. Snijd alle ingrediënten in niet al te grove stukken en gooi ze in de blender.
  2. Mix op hoogste snelheid tot een mooie, gladde, paars-rode soep.
  3. Kruid met peper en zout.
  4. Gazpacho moet naar mijn mening ijskoud zijn. Zet hem voor het serveren dus liefst nog een tijdje in de koelkast.
  5. Giet in glaasjes en werk eventueel af met wat erg fijn gesneden stukjes komkommer, tomaat en paprika, een beetje olijfolie en wat zwarte peper. Of gewoon zo. Met een sneetje lekker brood. 


*No-Waste-Tip: Rooster de korsten, die je in kleine blokjes sneed met wat kruiden, geplette look,een sprenkeltje olijfolie, peper en wat zout in de oven en je hebt een geweldige topping voor op een salade of voor in de gazpacho.


woensdag 1 juli 2015

La Vie en Vert goes French: Biarritz

Eerst even dit: ik heb geen idee of dit jullie interesseert, maar ik dacht dat het misschien wel eens leuk zou  zijn een reisrubriekje op te starten. Niet iets waarover ik normaal schrijf, dus het zou me een groot plezier doen als je me liet weten of deze post je iets zegt of het je echt geen jota kan schelen wat ik op reis loop te doen. Dankjewel!

Op reis dus. 


Plan was om in 1 keer door naar Zuid-Spanje te rijden, maar laat dat er nu net een klein beetje over zijn. Hoewel we dat andere jaren wel altijd deden, maar verstand (van mijn ouders) komt met de jaren, zo blijkt. 

Halfweg maakten we een tussenstop in het mooie Biarritz, een stad op een zuchtje van de Spaans-Franse grens met zicht op de Atlantische oceaan. Op het eerste zicht leek Biarritz niet veel meer te zijn dan het Knokke van de streek, maar dan nog net iets chiquer en groter en met wat mooier weer. Niks tegen Knokke hoor, maar ik ben niet zo voor dat blingbling en chique gedoe. 

Geef mij maar goeie, authentieke gezelligheid.

En laat ons dat er nu net - na een hele tijd ronddwalen- gevonden hebben. En wat voor een gezelligheid. Eens je wegtrekt van het toeristische Knokke-deel, ben je klaar om het echte Biarritz te ontdekken. Daar vind je smalle straatjes  vol kleine tapasbars waar mensen tot buiten met hun bordje lekkers staan, staan mensen samen met een drankje in de hand naar de prachtige zonsondergang te kijken en zjoeven de surfers tot ’s avonds laat op de meest wollig uitziende, blauw-witte golven. 



Eten deden we in een nogal toeristisch restaurant (Benieuwd?), simpelweg omdat we verhongerd waren en het gezellige deel van de stad nog niet ontdekt hadden. Maar het was lekker en er stonden best nog wat vegetarische gerechten op de kaart. Niets speciaals, maar dat je als vegetariër in het buitenland niet al te kieskeurig mag zijn, dat wisten we al. Na enig getwijfel tussen een simpele pasta met tomaten-basilicumsaus of een salade met warme geitenkaas en noten, ging ik voor de vegetarische salade: sla, tomaat, noten, asperges, avocado, olijfjes, croutons en een verrassend lekkere pesto-dressing.


Iets totaal anders dat me van deze stad zeker zal bijblijven zijn de assertieve mussen. Eerlijk waar: nog nooit zo’n astrante mussen gezien. Waar die beestjes bij ons als semi-bedreigd beschouwd worden, fladderen ze hier lustig rond en deinzen ze er niet voor terug de kruimeltjes van je bord  te komen pikken. 


Een andere leuke ontdekking was de zeevenkel tussen de rotsen in de branding. Dit mooie plantje met zijn frêle, goudgele bloemenschermen ruikt naar iets tussen citroen en venkel, maar stelt wel redelijk teleur wanneer je er een hapje van neemt en je niets anders dan zoute zee proeft. Ach ja, de geur zat dan toch al goed.


Een prachtige zonsondergang, een gezellige zuiderse sfeer, een unieke locatie aan de voet van de Pyreneeën en zotte mussen. Van een aangename tussenstop gesproken.